Review of Icelandic CDs Made in 2006

Another nice Blog with information about Icelandic music.
http://egillhardar.com/music/?page_id=286

Iceland Airwaves 2005 Review Magazine Oor (The Netherlands)

MYSTERIEUZE VERDWIJNING OOR JOURNALISTEN IN IJSLAND

Herman van der Horst

31-10-2005

Bericht van het ICELAND AIRWAVES festival, zoals nagelaten door twee verslaggevers. Van beide heren ontbreekt momenteel ieder spoor.
Terwijl we van het vliegveld in Keflavík door het onwerkelijke maanlandschap richting Reykjavík rijden, is er tijd om de feiten te checken. De eerste aflevering van het Iceland Airwaves festival (1999) vond plaats in een vliegtuighangar. Sindsdien is het uitgegroeid tot een van de grootste, steevast uitverkochte, attracties van het Noordelijke halfrond. Het vierdaagse festival (plus een zondagse toegift) is enigszins te vergelijken met Lowlands, met dit verschil dat er geen tenten zijn. Nooit van zijn leven zul je een IJslander in een tent krijgen. Zelfs niet om er de nacht door te brengen, want IJslanders slapen nooit.

Zo’n 160 acts spelen in een zestal binnenlocaties, die allemaal op spuugafstand van elkaar in het hartje van Reykjavík liggen. Die locaties variëren van het Hafnarhúsiđ, de grote, gewelfde Gothic hal van het kunstmuseum, tot het kleine, zweterige rock & roll café Grand Rokk, met de beste selectie malt whiskeys in de aanbieding. Het riante Nasa, zeg maar het Paradiso van Reykjavík, is het meest gewild. Voor de deur van dit prachtige houten gebouw strekt zich altijd een lange rij uit. Maar het is geen rij van lijdzaam wachtenden, zoals je die in Engeland aantreft. De Nasa-rij is een begrip; een onvergelijkbare ervaring op zich. Hier leer je de ware aard van de IJslanders kennen; de onbevangen en vrijzinnige geest, de vriendelijkheid en hun natuurlijke hang naar absurde humor. Hoe elegant ze over hun nek kunnen gaan. En hoeveel lak ze hebben aan het trendy beeld dat de rest van de wereld van hen heeft. Voor de meest indrukwekkende lichtshow ter wereld, hoef je alleen maar omhoog te kijken. Hoewel het Noorderlicht haar volle psychedelische pracht pas later in het jaar openbaart. Tegen die tijd ben je hoogstwaarschijnlijk door je geld heen, maar hé, daarvoor ben je op IJsland.

Bij Nasa aangekomen, bemerken we tot onze ontsteltenis dat we ANNIE hebben gemist. Noorse Annie, godbetere! De nieuwe Madonna stond hier gisteren. Gelukkig vinden we haar tasje nog wel op de heren-w.c., die naarmate de avond vordert ook als dames-w.c. dienst doet. Dat heeft bepaalde hygiënische voordelen. Als je bijvoorbeeld na het urineren meteen de propvolle w.c. wilt verlaten, roepen die schattig mooie Viking meisjes in hun beste Engels: ‘Hey, dirty motherfucker! Handen wassen! ‘In de buurt van IJslandse pisbakken is het sowieso oppassen geblazen. Zonder dat je erop bedacht bent, kan er zomaar plotseling een harde kotsstraal jouw richting op spuiten. Met een razendsnelle beweging weet de fotograaf zo’n straal te ontwijken. De omstanders knikken bewonderend: ‘Nice move, man!’

Dat laatste zeggen we ook tegen DANÍEL ÁGÚST, wanneer hij zich even later op het podium aan enige gymnastische strekoefeningen waagt. Ágúst is de voormalige leadzanger van de IJslandse groep Gus Gus en hij ziet eruit als een jonge versie van Catweazle. Tijdens zijn strekoefeningen zingt hij met een grafstem, begeleid door zwaarmoedige strijkers, elektronisch gesis en gebliep en het geluid van doortrekkende w.c.’s. Op het projectiescherm achter hem worden filmpjes vertoond, onder meer van een dame die een pannenkoek bakt. Voor de rest is er geen muzikant te bekennen. Die kan Ágúst zich niet permitteren, zo vernemen we van een andere muzikant. Wij knikken begrijpend en kijken verder naar deze merkwaardige karaoke-show van gym en grafmuziek.

Opvallend is dat IJslandse muzikanten zich zelden backstage verbergen, maar zich als vanzelfsprekend onder het publiek mengen en altijd elkaars optredens bezoeken. Zelfs Björk huppelt hier vanavond onbekommerd door de zaal. Niemand die er van op kijkt. Ondertussen kijken wij of het festival ook nog iets vrolijkers te bieden heeft. Er valt te kiezen uit groepen als The Zutons, Zoot Woman en Juliette & The Licks, maar die kun je elders ook zien. Liever duiken we in het rijke aanbod van IJslandse bodem, dat meer dan 80 % van het festival uitmaakt. Omvat alles tussen singer-songwriters, laptop fröbelaars, DJ’s, metal, garage en de meest uiteenlopende dance varianten. Daarbij laten we ons geheel op de gok leiden door mooie namen. Zoals DR. DISCO SHRIMP, een elektro house trio dat gehuld gaat in korte broeken en vlinderdasjes. Smaakt stukken beter dan haaienvlees, maar toch ontbreekt er iets aan. Fluks een frisse neus halen op weg naar Pravda, een met staalstrak chroom en art-deco ingerichte club. IJselijk cool. Vallen er pardoes in een enerverende ambient-techno set van DJ FRANK MURDER, waarvoor zelfs wij in beweging moeten komen. En dat wil wat zeggen.

Voor een rockgroep die zich Manke Hoer (HÖLT HÓRA) noemt, neemt dit vijftal zichzelf opvallend serieus. Rocksterren in de dop. Ook een niet te versmaden naam: TONY THE PONY. Vier mooie jongens, quasi onschuldig en met gevoel voor humor. Jammer van die richtingloze muziek. Wel een ideale novelty-act voor festivals is BRÚĐARBANDIĐ, oftewel de Band der Bruiden. Zeven getatoeëerde punkmeiden, allemaal gekleed in bruidsjaponnen. Compleet met een accordeoniste stuiteren ze tussen The Slits, The Banshees, de B-52’s en weer terug. Zodra de gitariste Skál! roept, staat de Grand Rokk op zijn kop. En wanneer ze even later om een biertje vraagt, krijgt ze prompt een glas over d’r japon. Maar niets kan de goeie stemming drukken.

Enigszins verdwaast sjokken we de volgende middag door het knusse centrum van Reykjavík. Onverwacht stuiten we op TRABANT. De foutste glamrockband van het Noorden geeft een onbezoldigd optreden in het platenzaakje 12 Tonár. De beste platenwinkel van IJsland en tevens de thuisbasis van het gelijknamige indie-label. Gehuisvest in een karakteristiek houten huisje met een golfplaten dak aan de Skólavörđustig, een zijstraat van Reykjavíks winkelstraat Laugavegur. Hier brengen ze hun spectaculaire show op de vierkante centimeter; zelfs de confettikanonnen zijn ditmaal op speelgoed formaat. Niettemin scheelt het maar een haartje of de groepsleden zouden dwars door de bollende winkelruiten zijn geknald. Later die avond wurmen we ons in de propvolle Gothische hal van het Hafnarhúsiđ. Waar IJslands zwaarste jongens Minus blijken te zijn vervangen door VOICST. Dit Nederlandse powerpoptrio vervult ons echter geenszins met gepaste trots. Hun liedjes ben je meteen weer vergeten. Nee, in die sector heeft IJsland een sterkere troef: JAN MAYEN. Onthoud die naam. Jan Mayen is geen Scandinavische troubadour, maar een piepjong gitaarkwartet dat zich vernoemd heeft naar een piepklein eilandje, midden in de Noordelijke IJszee, halverwege IJsland en Spitsbergen. Hun song “Nick Cave Is A Real Motherfucker” is een lokale klassieker. Binnenkort hoor je meer over deze hoogkinetische kruising tussen Strokes en Sonic Youth.

Of de rootsreggae van HJÁLMAR het verder zal schoppen dan de IJslandse fjorden, is de vraag. Ze zingen dan ook in hun moerstaal. Het effect is weinig meer dan curieus te noemen; al klinken ze wel retenstrak. Wij wandelen de hoek om, huilen even naar de volle maan, steken de straat over en duiken in de Þjóđleikhúskjallarinn. Voor je dat kunt uitspreken, sta je allang aan de Edward Hopper achtige spiegelbar van deze fraai geoutilleerde kelder van het Nationale Theater. Diep in de nacht wandelt JAGÚAR het podium op. Het zeven koppige funkgezelschap, onder aanvoering van de muzikale duizendpoot en trombonist Samúel Jón Samúelsson, bijgenaamd Uncle Sam. In een vloeiende beweging brengen ze de zaal aan de kook met heftige jaren zeventig funk, doorspekt met de ene stuiterende solo na de andere. Waarbij Sammi het publiek en passant flink inpepert hoe dat ook alweer precies moet: de Funky Chicken. Zo’n vlijmscherpe ritmesectie van vlees en bloed is een verademing tussen het overaanbod surrogaat Basement Jaxxen die we op dit festival geconsumeerd hebben. Jagúar verdient meer dan lovende woorden van James Brown en het jaarlijkse uitje in de Londense Ronnie Scott club.

‘Je verwacht drie dingen als je naar een optreden komt’, sneert een duidelijk geïrriteerde EINAR ÖRN tot het publiek. ‘Eén: dat wij (Örn en zijn knoppendraaiende handlanger Bibi Curver) komen opdagen. Twee: dat de rest van de band komt opdagen. En drie: dat de geluidsinstallatie werkt.’ Aan twee van zijn wensen wordt in ieder geval voldaan gedurende deze gedenkwaardige avond in Gaukur Á Stöng. Een drie verdiepingen tellende pub, die haar deuren al opende toen het bier nog illegaal was in IJsland. De voormalige Sugarcubes bassist/rapper en zijn drillende tandartsen uit het inferno tarten het noodlot. Niet alleen voert Ghostigital de toeschouwers naar de hoogste toppen van de waanzin – ze krijgen het ook voor elkaar om het toch vrij degelijk ogende P.A. systeem volledig aan gort te spelen. Zelf omschrijven ze hun stijl als IJslandse hiphop-techno-dub. Bastonen die je botten doen verpulveren, saxofoons die loeien als misthoorns en gitaren die je oren strelen als flitsende machettes. Hoog daarboven stuitert Einar Örn rond in zijn rugbyshirt. Hij piept zijn geheimtaal als een krankzinnige kapitein van een dodenschip dat ons regelrecht naar de Onderwereld voert. Deze groep is de ergste nachtmerrie voor iedere epilepticus. Griezelig en lachwekkend tegelijk. Maar het engst is Einar’s zoontje Kaktus, die op een rood zaktrompetje blaast met de ernstige toewijding van een 12-jarige. Juist als Einar zijn troepen naar een tandenknarsende finale jaagt, geven de speakers het op. Een luide kraak. Een knal. En dan een onbehagelijke stilte. Een passend einde. De enige andere manier om zo’n concert te concluderen, was om de pub in de hens te steken.

Het is toch al een onbetamelijk avondje geweest. De leadzanger van THE END schoof een banaan in zijn broek, terwijl een dik meisje over het podium huppelde. BEN FROST en VALGEIR SIGURĐSSON trakteerden iedereen op een onfortuinlijke portie sonische masturbatie. DÁĐADRENGIR gooiden emmers met wodka over het publiek uit en de leadzanger van Kimono bestond het om een T-shirt te dragen. De enigen die waardigheid in deze IJslandse chaos kunnen brengen, zijn THE MITCHELL BROTHERS, het nieuwste UK garage exportproduct, dat een connectie heeft met Mike Skinner (The Streets). Van deze Brothers (in werkelijkheid neven) leren we onder meer dat DSS, de Britse sociale dienst, eigenlijk staat voor Dickheads Standing Still. Binnen mum van tijd is de zaal veranderd in een zee van knikkende Viking koppies en pompende knuistjes. Wanneer Teddy en Tony het publiek in twee kampen opdeelt en de helften instrueert om fuck off tegen elkaar te roepen, is de euforie compleet. Kortom, een hartverwarmend voorbeeld van broederschap en gezelligheid, zoals je die alleen op IJsland aantreft.

Het meest onvergetelijke hoogtepunt van het Iceland Airwaves festival vindt plaats op zaterdag. Klokslag twaalf uur ‘s middags vertrekt een zestal bussen met ietwat pips uitziende festivalgangers vanuit Reykjavíks centrum naar iets wat bekent staat als de Blue Lagoon Hangover Party. De tocht voert door een landschap waarvan de zangeres van Within Temptation spontaan zou gaan menstrueren en die iedere fantasy filmregisseur natte dromen bezorgt. Na een minuut of veertig doemen de machtige stoompluimen tussen de uitgestrekte lavaformaties op. Dit in een lavaveld aangelegde meer heet Bláa Lóniđ, oftewel de Blue Lagoon. Het 70°C warme water van de Blue Lagoon komt uit 1800 meter diepe bronnen en heeft een melkachtig-lichtblauwe kleur. Er hangt een droomachtige nevel overheen. Aan het water en de witte kleiafzetting op de bodem wordt een heilzame werking toegeschreven. Het is raadzaam om zwemkleding mee te nemen. Er zijn kleedruimtes met douches, een bovenmatig goed restaurant, een souvenirwinkel en een hotel.

In dat restaurant lopen we tegen actrice Juliette Lewis (Natural Born Killers) op. De avond tevoren stormde ze nog heel stoer met een Viking helm getooid het podium op. Maar nu wil ze niet in het water. De festivalgangers weten wel beter. Dit is de ultieme chill ervaring. Over het water lopen houten bruggetjes, vanwaar obers gratis staalblauwe drankjes uitdelen. Iets anders bestellen kan ook; betalen doe je via de chip op het polsbandje dat iedere bader krijgt. De passende chillmuziek wordt ditmaal verzorgd door HERMIGERVILL. Deze goedlachse IJslander tovert met behulp van een batterij toetsen, twee draaitafels en een gitaar een bezwerende mengeling van trip- en hiphop, lounge, funky grooves en een vleug stoner rock. Al improviserend mondt het uit in het soort muziek dat DJ Shadow had moeten maken na zijn debuutplaat, maar wat hem nooit lukte.

‘Mijn vingers bevriezen’, verontschuldigt Hermigervill zich. ‘Zo kan ik niet spelen wat ik wil.’ De temperatuur komt net iets boven het vriespunt uit, maar door het frisse windje dat over de lava vlakten raast, ligt de gevoelstemperatuur stukken lager. Na een uurtje vlucht hij verkleumd naar binnen. Vervolgens wordt hij voor zoveel toegiften terug geroepen, dat hij door zijn liedjes heen raakt en van de weeromstuit een plaatje opzet. Het onbeschrijflijke, high makende oermoeder gevoel dat het Lagoon water je bezorgt, daar kan nog geen gezinspak XTC tegenop. Samen met de andere partygangers zweven we in een volmaakt ontspannen trance, die een eeuwigheid lijkt te duren. De Lagoon ervaring is niets meer of minder dan een wedergeboorte.

Rest ons nog even melding te maken van de muzikale klapper: ARCHITECTURE IN HELSINKI. Onthoud die naam. Ze komen weliswaar uit Melbourne, maar dat is niet hun schuld. Nasa is tot de laatste centimeter volgepropt, wanneer de acht mans/vrouws groep het podium betreedt. Kijk even mee, van links naar rechts: twee trombones, een trompet, een tuba, een miniharp, twee keyboards, twee gitaren, bas plus shakers, triangel, meer shakers, tamboerijnen en genoeg koebellen om een Alpenweide te vullen. En dan zijn ze nog niet eens begonnen! Het begrip Big Band krijgt een geheel nieuwe definitie. Een vrolijk tuimelende explosie van blaaskoralen, aanstekelijke koortjes, Motown beats, rap, folkpopgrooves en nog veel meer. Vlak voordat dit tomeloze gezelschap losbarst in de discoachtige uitsmijter Do The Wirlwind, verklaart leadzanger Cameron Bird: ‘Dit is een van de meest surrealistische en verbazingwekkende ervaringen uit onze levens.’ Een constatering die wij volmondig kunnen beamen, terwijl we, omzichtig de kotsplekken op de straten van Reykjavík ontwijkend, een restaurant opzoeken. Nauwelijks hebben we de eenvoudige doch voedzame maaltijd achter de kiezen, of het Russische volkslied dendert op orkaansterkte door het etablissement. We blijken in een Russian Tea Party te zijn beland. In een waas zien we de dienbladen vol wodka voorbij schuiven. Skal! Plotseling gebeurt er iets merkwaardigs…

Hier houdt het geschreven bericht, zoals aangeleverd door onze twee verslaggevers, abrupt op. Sindsdien is er niets meer van hen vernomen. Misschien dat ze weer boven water komen tijdens de unieke plaatpresentatie die Sigur Rós eind november in IJsland zal geven.

Zie voor meer informatie www.icelandairwaves.com

Source:
http://www.oor.nl/news_details.asp?id=2217

Sigur Ros – You Tube video footages

Jón Leifs


Jón Leifs (1899 – 1968)

Jón Leifs grew up in Reykjavík. In 1916, despite the fact that the First World War was in full swing, he left Iceland to study at the Conservatory of Music in Leipzig, Germany. Five years later in 1921 he graduated in piano, after studying conducting an composition as well. About the same time, a fellow student at the Conservatory, Annie Riethof, became his first wife. Except for the two years during which Leifs was music director for the Icelandic National Broadcasting Service, the married couple and their two daughters made their home in Germany.In 1944 they succeeded in fleeing to Sweden to escape the nazists.
Jón Leifs had considerable success during his years in Germany, both as a composer and as a conductor. He conducted some of the best orchestras in the country and in the spring of 1926 went with the Hamburg Philharmonic on a concert tour to Norway, the Faeroes and Iceland, thus giving Icelanders a chance to hear a live symphony orchestra for the first time. His own works where often performed, both in concerts and in radio, and many of them were published. Leifs also wrote a large number of articles that were printed in various respected publications in Germany. Leifs success in Germany came to an abrupt end with the Nazi seizure of power in 1933, and four years later his works were banned in Germany, in part because his wife was of Jewish descent.
When Jón Leifs settled permanently in Iceland at the end of World War II he was then in his mid-forties, and a known and accomplished artist. The experience of living on the mainland of Europe during and between wars was behind him.
A new chapter began in Leif’s life whit his return home in 1945, he was instantly engrossed in the concern of artists in Iceland. Only a few days after he landed in Reykjavík, the Society of Icelandic Composers was founded; Leifs remained president of the association for most of the time. At his instigation, the Performing Rights Society of Iceland STEF, was also founded. Leifs was president of this association as well for most of the time, and managing director until he died, in Reykjavík on July 30, 1968.

Jón Leifs composed about 70 works, including many for orchestra, both with and without voice. (He composed also some works for Male Choir, both for a Capella and with instruments.) It is impossible to tie his work to any specific musical trend of the time and it would not be fruitful to attach his work to any particular school of 20th century music. Indeed, he rejected the influence of others. Leif’s music was a current of its own that lived and thrived by itself without having any particular influence on other composers.

Source:
http://www.est.is/~kvam/choirlink/comp/jon_leifs.htm
Official website:
http://www.jonleifs.is/english/index_e.html

Hilmar Örn Hilmarsson Composer


Hilmar Örn Hilmarsson

Born: 23 April 1958, Reykjavik, Iceland.

Background: One of the few internationally recognised classical musical artists from Iceland, Hilmarsson rose to fame as a member of the progressive group Psychic TV, before going on to become a prominent player of jazz, avant-garde and electronic music on the Icelandic stage. Released a series of albums in the mid-1990s with the popular artist Sigur Rós. Began composing for film in the mid-1980s, and has since written music for over 20 Icelandic features, but only made his international debut in 2003, on the Jane Campion-directed thriller “In the Cut” starring Meg Ryan. In addition, Hilmarsson has worked as a producer for a variety of artists, ranging from the ‘death metal’ bands to blues and contemporary classical artists.
He was awarded the Felix Prize at the European Film Awards as ‘European Film Composer of the Year’ in 1992.

Highlight Scores
Children of Nature
Cold Fever
Devil’s Island
Ungfrúin Góða og Húsið,
ngels of the Universe
In The Cut.

Source
http://www.moviemusicuk.us/gallery-gh.htm

Ghostigital In Cod We Trust Review Thijs Menting 2006

Ghostigital
In Cod We Trust
Flamboyante hiphop uit IJsland
CD label Ipecac/Bertus

Thijs Menting

2 april 2006

‘I’m totally confused’ schreeuwt Einar Örn in het gelijknamige nummer. Met opgaaf van reden, de ex-rapper van The Sugar Cubes maakt tegenwoordig samen met producer Curver behoorlijk gestoorde muziek. Zoiets als flamboyante hiphop met jazzy en noisy uitschieters. Uit IJsland, dat ook nog een keer. Al wil dat hier niet zeggen dat er ijle stemmetjes en weeë effecten aan te pas komen. Maar apart is het zeker, dit tweede album van Ghostigital.
Bam, bam, bam. Daar denderen de beats voort. Ze trekken zich weinig aan van de fratsen die de twee ondertussen uithalen. Digitale verstoppingen, noisegruis, operazang, ska-blazers, scratches, een uitwijdende jazzsax – niets houdt de bassen tegen. Ook het theatrale ‘zingen’ van Örn niet. Hij doet echt zijn best. Hij schreeuwt en krijst zo vals als maar kan, hij doet zelfs een poging tot rappen. Het heeft echter geen zin. De beats worden er allemaal maar grover en industriëler door.
Er worden ook anderen betrokken bij deze freakshow. Elk nummer hebben ze met een andere labelgenoot gemaakt, waardoor dit album ook een aardig idee geeft waar ze toe in staat zijn bij Ipecac. De participanten, waaronder Dälek, Steve Beresford en Mugison, doen even hard mee met de rariteiten. Ze weten immers dat het onzin is. Maar wel: fantastische onzin.

Ensimi

The Band Ensimi is established as one of the top rock acts in Iceland.

Ensimi was formed in 1996 by Jón Örn Arnarson and Hrafn Thoroddsen. Franz Gunnarsson joined the line-up shortly after formation. The debut album “Kafbatamusik” was released in October 1998 by Dennis Records. The following year Ensimi was voted Best Newcomer and “Atari” the Song of the Year at the Icelandic Music Awards.

In 1999 Steve Albini, who’s best known for his work with Nirvana and The Pixies, expressed his interest in working with the band. As a result Albini came to Iceland and engineered and recorded half of Ensimi’s second album “BMX” which was released in the fall of 1999.

Ensimi released their third and self-titled album in October 2002. The album was produced and recorded by Ensimi in their home based studio “Astarsorg”. The album received rave reviews and nominations at the Icelandic Music Awards.

Early 2003 saw Ensimi transformation commence, Jón Örn left his post as drummer and the spot was filled by Arnar Gíslason. Another addition to the line-up was Kristinn Gunnar Blöndal aka KGB who handles keyboard duties.

The first recording with this Line-up was released on a compilation called Free Palestine to raise money for the children of the Balata refugee camps in Palestine. Ensimi donated an exclusive track called “Fairground” to the relief effort.

The first single taken from the yet unreleased 4th album was released summer 2005 called “Slow Return”. The single reached the number one spot in the X- Dominos alternative chart. Ensimi are currently finishing the work on their fourth album (work title Parkaboy) in their studio.

Ensimi have toured the US several times playing clubs and South by Southwest festival in Austin Texas. The band has also hit Europe with tours and releases (Ireland release 2004), Fuhrer Ex Soundtrack, exclusive radio and TV performances.

The Band is established as one of the top rock acts in Iceland.

Members
Hrafn Thoroddsen: Vocals/guitar
Franz Gunnarsson: Guitar/vocals
Guðni Finnsson: Bass
Arnar Thor Gislason: Drums
Kristinn Gunnar: Keyboards

Valgeir Sigurðsson – Wikipedia

Valgeir Sigurðsson (born 1971) is an Icelandic record producer, mixer, composer, engineer and programmer. He has been Björk’s main studio conspirator since 1998 and continues to work with an array of innovative artists internationally as well as in his native Iceland.

Biography
Sigurðsson studied music and played in bands from early on. At the age of 16, he got his first break in a small Reykjavik studio where he spent days and nights recording band demos and chopping up 1/4″ tape. Mostly teaching himself the ins and outs of the recording studio by trial and error, he shortly took charge of the studio, which he directed for two years before leaving to study at London’s SAE. He then returned to Iceland to make music with his band and do studio work with different artists.
He set up Greenhouse Studios in 1997 where he continued producing and performing with local musicians and writing for various projects. As his reputation built, he was approached by Björk for programming and engineering for her on the soundtrack for Lars Von Trier’s “Dancer in the Dark”. They started a working relationship that has been consistent from early 1998 and Valgeir has become Björk’s main studio conspirator, assuming various roles in all her projects since.
An inventive programmer, arranger and writer utilizing a combination of traditional methods and digital surgery, Valgeir has acquired a ‘recording / production black belt’ through wealth of experience gained from diverse and demanding productions. The Greenhouse was relocated in the year 2000 and built to spec as a stunning creative sanctuary for Sigurðsson and visiting collaborators such as Múm, Bonnie ‘Prince’ Billy, Howie B and composers Nico Muhly and Ben Frost. Sigurðsson has worked with an array of innovative artists, focusing to push new boundaries. Lately, also directing more time into his record label, Bedroom Community, and to a highly anticipated debut album Equilibrium Is Restored.

Discography
Valgeir Sigurðsson’s credits include:
Björk (Drawing Restraint 9, Medúlla, Vespertine, Selmasongs & others)
Múm (Finally We Are No One)
Slow Blow
Seventhsun
Ben Frost
Nico Muhly
Maps
Bonnie ‘Prince’ Billy
Egill S
Howie B
Sigur Rós
Machine Translations
Bertine Zetlitz

Greenhouse Studios Reykjavik, Iceland
Bedroom Community – Record label

Jazz – Try Tone Festival 2006 Hilmar Jensson Article by Koen Schouten

Hilmar Jensson
IJslandse bands centraal op European TryTone Festival

In IJsland wordt meer muziek gemaakt dan waar dan ook. Geen sferische fjørdenjazz, maar een borrelende mix van Europese en Amerikaanse invloeden. De muziekgeschiedenis van IJsland wordt op dit moment geschreven. Dat is berespannend.

Koen Schouten

Oktober 2006

Deel 1

IJsland lijkt op Nederland. Niet dat de rotsen en geisers doen denken aan onze polders en molens, of dat men er in vinexwijken leeft. In IJsland wonen op elke vierkante kilometer minder dan drie mensen. In Nederland vierhonderd. Maar IJsland heeft iets niet dat wij eveneens moeten ontberen: een muziek-geschiedenis. Waar de meeste Europese landen eeuwenoude tradities hebben van volksmuziek (Spanje, Griekenland, Italië) en klassieke muziek (Duitsland, Oostenrijk), moeten zowel Nederland als IJsland het doen met een handjevol schrale zingzeg-versjes. Wij blonken uit in schilderkunst, IJsland in literatuur. Verder hadden de arme boeren en vissers op het koude eiland het eeuwenlang veel te druk met overleven om muziek te maken.

Die achterstand is IJsland met sneltreinvaart aan het inlopen. Het land met driehonderd-duizend inwoners (minder dan in de stad Amsterdam) kent negentig muziekscholen, vierhonderd koren en evenveel orkesten. Twaalfduizend mensen volgen officiële muzieklessen, het aantal popbandjes en selfmade musici is enorm. De helft van de IJslanders woont in de hoofdstad Reykjavik en elke avond zijn daar tientallen concerten, jamsessies en voorstellingen. De stad heeft een van de grootste muzikantendichtheden ter wereld. Een allesomvattende verklaring voor de muzikale opleving van de laatste decennia is er niet. Vaststaat dat de groeiende rijkdom sinds de Tweede Wereldoorlog een rol speelt.

De export van vis en nieuwe geothermische technieken waardoor spotgoedkoop energie uit vulkanen kon worden gewonnen, zorgde ervoor dat mensen minder hard hoefden te werken en tijd overhielden voor leuke dingen. Ouders gunden hun kinderen de individuele ontplooiing waar voorheen geen ruimte voor was. In korte tijd werd een degelijk muziekklimaat van scholen en orkesten uit de grond gestampt. Minstens zo belangrijk is het momentum van koppige en gedreven jonge muzikanten, die zich niks van gebaande paden aantrekken en hun eigen gang gaan. Het lijkt typisch IJslands te zijn.

De internationale doorbraak van IJslandse popmuziek werkte daarbij extra stimulerend. Die kwam begin jaren negentig met de gitaarband Sugarcubes en hun zangeres Björk, die solo megasucces kreeg met haar bruisende, ideeënrijke dance en unieke stemgeluid. Ook de alternatieve, uitgestrekte onderwaterpop van Sigur Rós en de verwante, teder minimalistische ruiselectro van Múm doen het goed in het buitenland.

Maar wat is nu karakteristiek voor de IJslandse jazz? In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, lijkt de muziek slechts voor een klein deel op de sferische fjørdenimprovisaties uit de nabijgelegen Scandinavische landen. Hoewel de IJslandse cultuur beter bij Scandinavië aansluit dan die van welk land ook, is er een duidelijk verschil. In Noorwegen en Zweden maken musici met veel succes gebruik van hun eeuwenoude liedculturen, in IJsland is die traditie simpelweg afwezig. De muziekgeschiedenis van het eiland is kakelvers. Hij wordt op dit moment vormgegeven. Dat is berespannend.

IJsland ligt niet alleen geografisch, maar ook muzikaal gezien tussen Europa en Amerika. De invloed van jazz uit de Verenigde Staten is er sterker dan in andere Europese landen. Sigurdur Flosason, één van IJslands bekendste saxofonisten, speelt volledig in de Amerikaanse traditie van bebop en moderne mainstream. Daarbij neigt hij, zoals meer IJslandse jazzmusici, meer naar het coole West Coast-geluid dan naar de heavy East Coast-klanken. Tegelijk zijn er muzikanten die op een open Europese manier improviseren, waarbij het minder om akkoordschema’s gaat en meer om melodie en sfeer. De laatste jaren combineren musici op een steeds natuurlijker manier Europese flexibiliteit met een Amerikaanse no-nonsense aanpak.

Dat IJsland daarin voorop loopt is te danken aan zijn positie tussen deze twee culturen en de vrijheid van de musici door het ont-breken van een eigen traditie. De IJslandse jazzscene is divers, maar het potentieel aan publiek is klein. Wie geld wil verdienen met spelen moet het land uit. Daardoor richten IJslandse musici zich per definitie meer op het buitenland. Velen verblijven enige tijd ergens anders om er op te treden en opleidingen te volgen. Die invloeden nemen
zij weer mee terug naar huis. Daardoor zijn musici in Reykjavik haarfijn op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen in de wereld, en is er bijzonder veel uitwisseling tussen verschillende genres. De gitarist Hilmar Jensson is een mooi voorbeeld van een IJslandse muzikant met een mondiale blik. De samensteller van het European Trytone Festival 2006 begon als rockgitarist, leerde jazzstandards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston.
Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown-scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten.

Hilmar Jensson is curator van het European Trytone Festival, dat in het eerste weekeinde van november plaatsvindt in Tilburg en Amsterdam. Hij begon als rockgitarist, leerde jazz-standards op het conservatorium in Reykjavik en studeerde daarna aan het prestigieuze Berklee School of Music in Boston. Hij leerde er vooruitstrevende jonge Amerikaanse musici kennen waaronder Jim Black en Chris Speed, dompelde zichzelf onder in de New Yorkse downtown scene en verdeelt nu zijn tijd tussen IJsland, waar hij aan het conservatorium lesgeeft, en de Verenigde Staten. Op het European Trytone Festival brengt Jensson drie moderne, creatieve jazzgroepen die je wat hem betreft net zo goed rock-bands zou kunnen noemen.

Het begin
“Mijn vader leerde me wat akkoorden op gitaar toen ik zes was. Die heb ik jaren gespeeld. Als tiener ging ik in pop- en rockbandjes spelen, zowel covers als eigen nummers. In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in jazz en fusion en ben ik echt beginnen te studeren op mijn instrument. Op het conservatorium van Reykjavik heb ik traditionele jazz geleerd, standards gespeeld. Voor IJslandse musici is het gebruikelijk enige tijd in Europa of Amerika te studeren. Ik ben naar de Berklee School of Music in Boston gegaan. Dat is heel belangrijk voor me geweest. Ik leerde er muzikanten kennen die verder keken dan mainstream jazz, zoals drummer Jim Black, gitarist Kurt Rosenwinkel en de saxofonisten Chris Speed, Andrew D’Angelo en Seamus Blake. Daarmee begon mijn interesse voor free jazz en hedendaagse improvisatie. En met veel van deze musici speel ik nog steeds.”

New York
“Toen ik klaar was met Berklee ben ik naar New York verhuisd. Ik heb er lessen genomen bij onder anderen Joe Lovano. En ik ben helemaal in de alternatieve downtown-scene gedoken. De club The Knitting Factory, daar kwam ik vaak. Ik heb er veel vrienden gemaakt, heel veel concerten gehoord. Ik woonde in een huis in Brooklyn samen met Chris Speed, Jim Black en Andrew D’Angelo. Met de laatste twee vorm ik Tyft, één van de twee bands waarmee ik ook op het Trytone Festival speel.”

Amerika vs. Europa
“In Europa wordt wel eens beweerd dat er in de Verenigde Staten weinig nieuwe dingen aan de gang zijn. Daar ben ik het niet mee eens. In muziekwinkels in Scandinavië zie je vaak dat de jazzbak vol staat met Scandinavische jazz, en dan verder een oud cd-tje van Miles Davis. Ik laat Europese musici geregeld Amerikaanse dingen horen die mij geïnspireerd hebben, en meestal kennen ze het helemaal niet. Zelfs Dave Douglas kennen maar weinigen, terwijl dat toch een beroemde trompettist is in zijn genre. Ik denk dat er overal op de wereld veel interessants gebeurt. Het is heel moeilijk bij te blijven, dat is juist spannend.”

Jazz
“De term ‘jazz’ betekent niets voor mij, eerlijk gezegd. Het kan alles zijn, of niets. Ik heb dan ook geen sterke mening over wat jazz is en wat niet. Ik ben niet zo met labels bezig. Als muziek goed is ben ik geïnteresseerd, anders niet. Jazz is altijd een muzieksoort geweest die veel invloeden kon omarmen. Het heeft nu zoveel stijlen in zich opgenomen en er zijn zoveel verschillende subgenres – net zoals er honderden verschillende soorten rockmuziek zijn – dat het steeds moeilijker wordt alles te benoemen. Ik denk dat het heel interessant is dat al die stijlen en genres gemengd worden. Hoe je het noemt kan ons musici weinig schelen.”

Maar…
“Voor het publiek is het natuurlijk wel lastig. En wij moeten dat publiek zien te bereiken. De band Alasnoaxis van Jim Black waar ik in speel, die is zwaar rock-georiënteerd. Maar omdat we een jazzachtergrond hebben en in Europa met een jazzagent werken, spelen we voornamelijk op jazzpodia. Dat was in het begin wel frustrerend, mensen die kwamen om te swingen kregen hun jazzkicks niet bevredigd. Nu we wat bekender zijn is het anders. Ik zou nog steeds graag de oversteek maken naar rockzalen. Ik denk dat veel mensen die daar komen in ons geïnteresseerd zouden zijn.”

Trytone: New ways of rock
“Met het programma van het festival wil ik precies die scheidslijnen weghalen en daarmee een nieuw publiek aanspreken. De drie bands die spelen zijn alles behalve typisch jazz. Mijn groep Napoli 23 is sterk beïnvloed door Amerikaanse minimalistische muziek, zoals die van Steve Reich. Tyft is maximalistisch, hard rockend en soms erg agressief. Het zijn tegengestelde bands, zowel in aanpak als in klank. Flis is een band van jonge, krachtige IJslandse musici die bij mij hebben gestudeerd. Zij gooien alles wat ze leuk vinden in hun muziek, en dat is bij deze generatie van twintigers veel. Heel avontuurlijk. Ik hoop dat het festival mensen stimuleert iets nieuws en iets fris uit te komen checken en dat men zich niet af laat schrikken door het label jazz. Dat zou te gek zijn.”

Deel 2

De IJslandse groepen die begin november op het European Trytone Festival spelen kun je volgens gitarist en samensteller Hilmar Jensson even makkelijk rockbands als jazzbands noemen. Het past in recente ontwikkelingen waarbij musici zich steeds minder zorgen maken of wat ze doen wel in een straatje past. Na jazzhelden als Wes Montgomery en John Scofield zijn metal, minimal en Bulgaarse volksmuziek de nieuwe inspiratiebronnen.

Je zou het een teruggang naar de roots kunnen noemen. Veel jazzmuzikanten van de jongere generaties zijn als tiener begonnen met muziek maken in pop- en rockbands. Daarna rolden ze in de zogenoemde serieuze muziek, volgden een opleiding waarbij op klassieke stijlen wordt gefocust. Maar na verloop van tijd grijpen steeds meer musici terug naar hun vroege jaren. Het bandjes-gevoel rukt op in de door gelegenheids-combo’s gedomineerde jazzscene. Een gitaar mag vervormd klinken, het volume gaat omhoog. Voor Hilmar Jensson kwam het omslagpunt toen hij ging spelen in de onder alternatieve jazzliefhebbers populaire band Alasnoaxis van drummer Jim Black. Daarvoor was zijn spel voornamelijk beïnvloed door dezelfde helden als van talloze jazzgitaristen: Wes Montgomery, John Scofield, Bill Frisell. “Om de stukken van Jim Black te kunnen spelen heb ik mijn geluid moeten aanpassen. Het zijn heavy, rockgeoriënteerde nummers die niet goed klinken als je ze speelt met een standaard clean jazzgeluid. Ik moest effecten gebruiken: sustain en distortion. Dat had ik sinds mijn jeugd niet meer gedaan. Ik moest mijn hele benadering van klank opnieuw overdenken. Inmiddels voel ik me heel comfortabel bij dat geluid.”

Het is terug te horen in Tyft, Jenssons band met Jim Black en saxofonist Andrew D’Angelo. De gitarist laat zijn instrument knarsen, schuren en schrapen. Ook zijn dwingende riffs en ongeciviliseerde akkoorden refereren meer aan metal dan aan jazz. Toch is Tyft geen band waarin rechttoe rechtaan gescheurd wordt. De nummers zijn hoekig en dwars, met veel verrassende onderbrekingen en terzijdes, diepgaande improvisaties en soms verleidelijk gevoelige passages. In die zin past de band uitstekend bij Trytone. Veel bands rond het Amsterdamse muzikantencollectief gaan op een vergelijkbare manier te werk.

Een andere gedeelde interesse is Jenssons voorliefde voor onregelmatige maatsoorten. Die vindt zijn oorsprong in de periode dat hij samen met Jim Black en de saxofonisten Chris Speed en Andrew D’Angelo in één huis woonde in de wijk Brooklyn in New York.
Op zeker moment raakten de musici collectief verslaafd aan Bulgaarse muziek. Ze studeerden fanatiek op de traditionele ritmes en melodieën. Speed en Black zijn samen de band Pachora begonnen, waarvan de basis ligt bij Bulgaarse volksmuziek. Jensson raakte steeds meer geïnteresseerd in het idee om verschillende onregelmatige ritmes te combineren. “Dus geen doorlopende groove, maar echte hoekigheid. De muziek van de saxofonist Tim Berne was daarbij ook belangrijk. Hij schrijft weliswaar weinig in wisselende maatsoorten, maar het klinkt wel zo. Een paar jaar geleden heb ik ook een Zweedse metalband ontdekt: Messhugah. Een ongelooflijke groep die heel interessante ritmes speelt. Zij heb-ben een grote invloed gehad op de nieuwste plaat van Tyft, ‘Meg Nem Sa’. Ik ben al meer dan tien jaar bezig met onregelmatige maatsoorten, maar ik merk dat het nu steeds meer een geïntegreerd geheel is geworden. Ik neem me niet vooraf voor om iets onregelmatigs te schrijven. De melodieën die ik bedenk blijken dat gewoon vaak te zijn.”

Het minimalistische, sfeervolle en veel minder ritmegerichte Napoli 23 is in meerdere opzichten een tegenpool van Tyft. De nadruk ligt op de verleidelijk ijzige viool van Eyvind Kang en de baritongitaar van Skúli Sverrisson. Jensson kleurt subtiel om hun sterke stemmen heen, samen met drummer Matthías M.D. Hemstock. Van de drie groepen op het festival neigt Napoli 23 nog het meest naar weidse Scandinavische fjørdenmuziek. Maar volgens Jensson komt die invloed eerder bij Amerikaanse klassieke componisten vandaan, zoals Terry Riley en Steve Reich en de latere minimalistische scene in Chicago, met onder andere de band Tortoise en violist en componist Tony Conrad.

Het pianotrio Flis is door Jensson geselecteerd omdat de band de jongste generatie IJslandse musici representeert, die van allerlei ingrediënten een eigen muzieksoort samenstelt. Flis klinkt vergeleken met de meeste huidige pianotrio’s verfrissend on-pretentieus. Een riedeltje barpiano, grappig neuzelende exotica, een gemeende, klassiek lyrische ballad: het komt allemaal voorbij op een ontwapenend natuurlijke manier. Je hoort de bandleden genieten van het spelen, genieten van muziek zonder bijbedoelingen of vooropgezette strategieën. Dat is zeldzaam.

Het European TryTone Festival begint in Zaal 100 met een door Jensson geleide improvisatieavond aan de hand van een gecomponeerde structuur waar alle festivalmusici in mee zullen doen. Jensson: “Iedereen is zo verschillend. Als alles goed gaat ontstaat een uniek concert waarin we de sterke punten van iedereen kunnen combineren. Geen chaotische bende, maar een mooi geheel.” En die IJslandse sound, hoe zit het daar nou mee? “Die bestaat niet. Ik hoop het niet, tenminste.”

Source:
http://www.draaiomjeoren.com/artikelen/jensson.html

Another Blogspot about Icelandic Music